De legende

Van de twaalf apostelen zijn er twee met de naam Jacobus. De Jacobus die in Santiago vereerd wordt, is Jacobus de Meerdere, broer van Johannes de evangelist. Zoals veel andere apostelen is Jacobus visser van beroep. Na de dood van Jezus trekt hij gedurende zeven jaar in Spanje rond om over Jezus te vertellen. Bij zijn terugkeer in Jeruzalem, wordt hij door Koning Herodus gevangen gezet, mishandeld en met een zwaard onthoofd. Enkele van zijn leerlingen leggen het stoffelijk overschot van Jacobus in een boot. Door een engel geleid vaart deze schuit naar Spanje, waar ze strandt in Padron op twintig kilometer van het huidige Santiago de Compostela. Daar wordt het lichaam begraven in een sarcofaag. Eeuwen later, in 813, verschijnt er een engel aan de kluizenaar Pelagius, die hem vertelt dat Jacobus in een bos in de buurt begraven ligt. Nadat het graf gevonden is, laat Koning Alfonso II wat verderop een graftombe en een kapel oprichten. Rond deze kapel groeit stilaan de stad Santiago de Compostela en wordt in de loop der eeuwen een kathedraal gebouwd.